50 years banner850

Podengo Português - Rasstandaard

Oertype hond, waarschijnlijk voortgekomen uit honden, door de Phoeniciërs en Romeinen meegebracht naar het Iberische schiereiland in de klassieke oudheid. Het ras werd vervolgens beïnvloed door de introductie van honden die de Moren meebrachten tijdens hun invallen in de 8ste eeuw. Het paste zich aan naar het Portugese terrein en klimaat en werd uiteindelijk wat tegenwoordig de Portugese Konijnenhond wordt genoemd. Vorm en bouw ontwikkelden zich door de eeuwen heen op basis van functionaliteit, waarbij, vanaf de 15e eeuw, de kleine variëteit werd geselecteerd als rattenvanger op de oude karvelen van de Portugese zeevaarders.

PORTUGESE PODENGO (Podengo Português)

FCI-Standaard  Nr. 94/30.03.2009/NL - PORTUGESE KONIJNENHOND –  PORTUGESE PODENGO (Podengo Português)
LAND VAN HERKOMST: Portugal.
DATUM VAN PUBLICATIE VAN DE ORIGINELE GELDENDE STANDAARD: 04.11.2008.
GEBRUIK:  Jachthond, waakhond en gezelschapshond.
F.C.I. CLASSIFICATIE:  Groep 5  Spits en oertypes.
Sectie  7 Oertype - Jachthonden.
Zonder werkproef.

KORT HISTORISCH RESUMÉ:

Oertype hond, waarschijnlijk voortgekomen uit honden, door de Phoeniciërs en Romeinen meegebracht naar het Iberische schiereiland in de klassieke oudheid. Het ras werd vervolgens beïnvloed door de introductie van honden die de Moren meebrachten tijdens hun invallen in de 8steeeuw. Het paste zich aan naar het Portugese terrein en klimaat en werd uiteindelijk wat tegenwoordig de Portugese Konijnenhond wordt genoemd. Vorm en bouw ontwikkelden zich door de eeuwen heen op basis van functionaliteit, waarbij, vanaf de 15e eeuw, de kleine variëteit werd geselecteerd als rattenvanger op de oude karvelen van de Portugese zeevaarders.

ALGEMEEN VOORKOMEN:

Vierkantig, piramidevormig hoofd met staande oren, sikkelvormige staart, goed geproportioneerd met degelijke constructie en goed gespierd; zeer levendig en intelligent; bescheiden en rustiek. Het ras bestaat uit drie slagen, met twee vachtvariëteiten: kort- en ruwharig.

BELANGRIJKE AFMETINGEN:

Grote en middelgrote Podengo: Bijna vierkant (sub-mediolinear) met een respectievelijk grote of gemiddeld grote proportionele stevigheid. De verhouding van lengte van lichaam tot schofthoogte is 11/10 en van borstdiepte tot : schofthoogte 1/2.
Kleine Podengo: Lichaam enigszins langer dan hoog (sub-longilinear) van kleine gestalte. De lengte van het lichaam is enigszins meer dan de schofthoogte met een verhouding lichaamslengte-schofthoogte van 6/5 en van borstdiepte tot schofthoogte 1/2
In alle variëteiten is de lengte van de voorsnuit korter dan de lengte van de schedel.

GEDRAG/TEMPERAMENT:

Grote Podengo: Wordt gebruikt bij het jagen op groot wild.
Middelgrote Podengo: Ook bekend als konijnenhond; zijn natuurlijke aanleg als konijnenjager wordt goed gebruikt, ofwel jagend in groep of alleen.
Kleine Podengo: Wordt gebruikt voor het zoeken van konijnen in holen en tussen de rotsen.
Alle variaties worden ook gebruikt als waakhond en als metgezel.

HOOFD:

Slank, van een vierkantige piramidevorm, met grote basis en duidelijk puntige snuit. De lengteassen van schedel en voorsnuit zijn divergerend.

SCHEDELGEDEELTE:

Schedel: Vlak, bijna recht in profiel; uitstekende wenkbrauwbogen; nauwelijks waarneembare voorhoofdsgroef; de ruimte tussen de oren is horizontaal; prominente achterhoofdsknobbel.
Stop: Nauwelijks aanwezig.

GEZICHTSGEDEELTE:

Neus: Spits toelopend, vooruitstekend en schuin naar beneden afgeknot; donkerder kleur dan de vacht.
Voorsnuit: Puntig; van voren gezien gebogen, recht in profiel; korter dan de schedel; breder dan aan de basis dan aan de punt.
Lippen: Nauwsluitend, dun, stevig, horizontaal liggend en goed gepigmenteerd.
Kaken/Gebit: Normaal, schaargebit met stevige witte tanden; normale sluiting van beide kaken. Volledig gebit bij de grote Podengo.
Wangen: Vlak en van voren gezien schuin aanliggend.
Ogen: Zeer levendige uitdrukking; niet puilend; ze zijn klein en schuin ingezet; de oogkleur varieert van honingkleur tot bruin, overeenkomstig met de beharing; de oogleden zijn donkerder dan de vachtkleur.
Oren: Schuin geplaatst op de hoogte van de ogen; rechtstaand, zeer beweeglijk; verticaal of naar licht voren hellend als de hond attent is; spits toelopend; breder aan de basis; driehoekige vorm; dun, van aanzienlijke lengte, in ieder geval meer dan de breedte van de aanzet.

HALS:

In een harmonieuze overgang van hoofd naar lichaam; recht, lang, goed in proportie, sterk en goed gespierd; geen keelhuid.

LICHAAM:

Bovenbelijning; Recht, vlak.
Schoft: Slechts licht zichtbaar in de overgang van nek naar rug.
Rug: Recht en lang.
Lenden: Recht; breed en goed gespierd.
Kroep: Recht of licht afvallend; middelgroot; breed en goed gespierd.
Borstkas: Diep, tot de ellebogen; van gemiddelde breedte; lang, het borstbeen lang naar achteren oplopend; ribben licht gewelfd en schuin; voorborst niet te uitstekend noch te gespierd en matig breed.
Onderbelijning en buik: Licht opgetrokken; droge buik en flanken.

STAART:

Van nature eerder hoog dan laag aangezet; sterk, dik en dunner wordend naar het einde; van gemiddelde lengte; in ruststand tussen de achterpoten gedragen tot aan de hakken; in actie komt de staart tot horizontaal in ofwel een gebogen- ofwel in sikkelvorm, maar nooit gekruld; met franje op de onderkant.

LEDEMATEN:

VOORHAND:

Van voren en van opzij gezien kaarsrecht; goed gespierd en droog.
Schouder: Lang; hellend; sterk en goed gespierd; de hoek van de opperarm met het schouderblad is bij benadering 110 graden.
Elleboog: Niet in- of uitgedraaid.
Onderarm: Verticaal; lang en goed gespierd.
Middenvoet: Droog en enigszins schuin.
Voorvoeten: Rond; lange tenen, sterk, gesloten en gebogen; met sterke en bij voorkeur donkere nagels; stevige en dikke voetkussens.

ACHTERHAND:

Van achteren en van opzij gezien kaarsrecht; goed gespierd en droog; parallel met de lijn van het lichaam (niet wijd of nauw).
Dij: Lang; van middelbreedte; goed gespierd.
Kniegewricht; Hoek van dij en scheenbeen ongeveer 135 graden.
Scheenbeen: Hellend; lang; droog, sterk, goed bespierd.
Hak: Van middenhoogte; droog; sterk; de hoek tussen scheenbeen en hak is ongeveer 135 graden.
Achtermiddenvoet: Sterk, kort; schuin; zonder Hubertusklauw.
Achtervoeten: Rond; lange tenen, sterk, gesloten en gebogen; korte en sterke nagels, bij voorkeur donker; stevige en dikke voetkussens.

GANGWERK/BEWEGING:

Lichtvoetige draf, gemakkelijk en alerte beweging.

HUID:

Dun en strak. De slijmvliezen liefst donker gepigmenteerd of altijd donkerder dan de vacht.

VACHT:

Beharing: Twee soorten: Kort en zacht- óf lang en ruw haar; beide van gemiddelde dikte zonder onderhaar. De korte vacht heeft een dichtere inplanting dan de ruwe vacht. In de ruwe variëteit is het haar op de snuit langer (baard).
Kleur: Geel en fawn in alle tinten van licht tot donker, met of zonder witte aftekeningen, of wit met vlekken van deze kleuren. In de kleine Podengo zijn daarenboven de volgende kleuren toegelaten maar niet geprefereerd: zwart, bruin, met of zonder witte aftekeningen of wit met platen van deze kleuren.

MATEN EN GEWICHTEN:

Hoogte:
Klein (Pequeno): 20 tot 30 cm
Middelgroot (Medio): 40 tot 54 cm
Groot (Grande): 55 tot 70 cm

Gewicht:
Klein: 4 tot 6 kg
Middel: 16 tot 20 kg
Groot: 20 tot 30 kg

FOUTEN:

Elke afwijking van de voorgenoemde punten moeten worden beschouwd als een fout en de ernst waarmee de fout moet worden beoordeeld moet in de juiste verhouding staan tot de mate ervan en het effect op de gezondheid en het welzijn van de hond.

  • Gedrag: Tekenen van schuwheid.
  • Schedel/Snuit: Parallelle lengteassen van schedel en voorsnuit.
  • Kaken: Incorrecte sluiting of slecht geplaatste gebitselementen; tanggebit; missende gebitselementen bij de grote Podengo.
  • Neus: Gedeeltelijk ontbreken van pigmentatie.
  • Hals: Gebogen.
  • Lichaam: Gebogen bovenbelijning.
  • Kroep: Te hellend.
  • Hubertusklauwen: Aanwezigheid wordt niet gewaardeerd.
  • Vacht: Zijdig en/of met ondervacht.

ERNSTIGE FOUTEN:

  • Schedel/snuit: Lengteassen van schedel en snuit op één lijn.
  • Neus: Totaal ontbreken van pigment.
  • Oren: Rond.
  • Buik: Te hoog opgetrokken.
  • Staart: Gekruld.

ELIMINERENDE FOUTEN:

  • Gedrag: Agressief of overmatig schuw.
  • Algemene verschijning: Tekenen van kruising met windhonden, met ‘voorstaande’ rassen of van elke andere kruising.                     
  • Kaken: Onder- of bovenvoorbijten.
  • Ogen: Verschillende oogkleur.
  • Oren: Gevouwen of hangend.
  • Kleur: Brindle; black and tan; driekleur en geheel wit.

Elke hond die duidelijke lichamelijke- of gedragsafwijkingen toont, moet worden gediskwalificeerd.

N.B. Reuen moeten twee duidelijk normale en geheel in het scrotum afgedaalde testikels hebben.

VERTALINGEN: Portugese Kennel Club - Herzien door Jennifer Mulholland en  Renee Sporre-Willis NVOW (Engels-Nederlands).     

Afdrukken